Het CADDIE-model voor het ontwerpen van onderwijs met authentieke leeromgevingen

Toelichting op het CADDIE-model  

Het ontwerpen van onderwijs is complex. Allereerst bepaal je welke leeruitkomsten centraal staan, welke inhouden daar bij horen; hoe je die in het onderwijs aan bod wilt laten komen, op welke manier, in welke volgorde, etc. Goodlad (1994) noemt dit het inhoudelijk ontwerpperspectief.   

Bij het ontwerpen dien je ook na te denken over wie er allemaal betrokken zouden moeten zijn, bij het ontwerpen en bij de uitvoering, en wat hun onderlinge rolverdeling is (sociaal-politiek perspectief). Bovendien moet je nadenken over hoe je het ontwerpproces wilt aanpakken (technisch-professioneel perspectief) (Goodlad, 1994). 

Door de verschillende deelprojecten die we binnen het TALENTS-project uitvoerden en onze reflecties op de resultaten, werd duidelijk dat dit sociaal-politieke aspect van het ontwerpen een grote stempel drukt op het verloop van het proces. Sterker nog, wanneer hier onvoldoende aandacht voor is, gaan er tijdens het ontwerpproces dingen mis. Het sociaal-politieke perspectief kan worden gevisualiseerd middels een C (passend bij woorden als Co-creation, Collaboration, Culture, Change). We verweven deze met de technisch-professionele stappen van het ADDIE-model, in het CADDIE-model.    

Er zijn vele modellen ontwikkeld die je kunnen helpen het ontwerpproces vorm te geven. Gustafson en Branch (2002) hebben er vele geanalyseerd. Op basis van hun analyse onderscheiden ze verschillende fasen in onderwijskundige ontwerpprocessen: ADDIE. Elke letter verwijst naar een specifieke fase uit het ontwerpproces: Analysis, Design, Development, Implementation en Evaluation. Er zijn verschillende wijzen waarop de vijf fasen kunnen worden vormgegeven. Een voor Twentse onderwijskundigen bekend ADDIE-model is het generieke ontwerpmodel van Verhagen, Plomp en Kuiper (1999). Hierin zijn de fasen zodanig vormgegeven dat een aantal belangrijke principes tot uiting komen: 

  • Het ontwerpen en implementeren van onderwijs begint bij het vooronderzoek: Ontwerpers dienen vanaf het begin van het ontwerpproces na te denken over de context waarin het onderwijs zal worden uitgevoerd. Door hun ontwerp daarop af te stemmen of al tijdig de juiste condities te creëren, kunnen ze de kans op succesvolle uitvoering vergroten.  
  • Formatieve evaluatie gedurende alle ontwerpfasen is belangrijk om de consistentie van het ontwikkelde onderwijs te bepalen en te vergroten. Uiteindelijk kan dan inzichtelijk worden gemaakt in hoeverre het beoogde, het uitgevoerde en het bereikte onderwijs consistent zijn (Goodlad, Klein & Tye, 1979).  

 

In de ADDIE modellen hebben met name technisch-professionele ontwerpstappen en -activiteiten een plek. Bij het sociaal-politieke perspectief ligt het accent meer op de samenwerking (collaboration, co-creation) tussen betrokkenen. De wijze waarop zij interacteren en waarde geven aan activiteiten is afhankelijk van hun persoonlijke belangen, van de wijze waarop leiderschap formeel of informeel is vormgegeven, van de gedeelde waarden en normen, kortom van de heersende cultuur.  

Door de verschillende deelprojecten die we binnen het TALENTS-project uitvoerden en onze reflecties op de resultaten, werd duidelijk dat dit sociaal-politieke aspect van het ontwerpen een grote stempel drukt op het verloop van het proces. Sterker nog, wanneer hier onvoldoende aandacht voor is, gaan er tijdens het ontwerpproces dingen mis. Het sociaal-politieke perspectief kan worden gevisualiseerd middels een C (passend bij woorden als Co-creation, Collaboration, Culture, Change). We verweven deze met de technisch-professionele stappen van het ADDIE-model, in het CADDIE-model. 

Door de C toe te voegen willen we de nadruk leggen op het belang van het meenemen van mensen, de samenwerking tussen stakeholders, aandacht hebben voor zaken als de cultuur in een onderwijsteam, macht, weerstand of juist enthousiasme. Door de toevoeging van de C willen we het sociaal-politieke perspectief van het ontwerpen combineren met het technisch-professionele. We hebben aandacht voor wat het ontwerpteam en alle andere collega’s en stakeholders binnen en buiten het team nodig hebben om het ontwerpproces en de implementatie goed vorm te geven.  

Daarmee representeert de C het aspect Change.  

Ontwerpactiviteiten 

Er is een aantal activiteiten die we vanuit het CADDIE-model van belang achten als het gaat om het vormgeven van onderwijs gericht op het ontwikkelen van studenten tot zelfbewuste en zelfsturende professionals binnen authentieke leeromgevingen. Een complexe vraag, die een zorgvuldige aanpak vraagt. Iedere activiteit omvat meerdere stappen. Het is verstandig deze niet volgtijdelijk, maar in samenhang uit te werken.  

In het TALENTS-project hebben we, vanuit de verschillende activiteiten die centraal staan in het CADDIE-model, ontwerpprincipes geformuleerd.

Authentiek Vraagstuk

Een authentiek vraagstuk brengt verschillende partijen en disciplines bij elkaar. Deze partijen werken samen aan een vraagstuk dat plaatsvindt op de grens van onderwijs en de beroepspraktijk. Dit kunnen vraagstukken zijn die monodisciplinair worden aangevlogen, maar een interdisciplinaire benadering is bij complexe vraagstukken regelmatig van meerwaarde. De vraagstukken betreffen belangrijke maatschappelijke vragen die realistisch, betekenisvol, uitdagend, open en bekend zijn voor zowel het werkveld als het onderwijs…

Wanneer vraagstukken realistisch zijn zullen deelnemers zich hierbij meer betrokken voelen. Voor studenten in het bijzonder kan het vraagstuk als realistisch gezien worden wanneer de toegevoegde waarde voor hun (professionele) toekomst benadrukt wordt. 
Vraagstukken zijn betekenisvol als het resultaat maatschappelijke impact heeft en de deelnemers daar een relevante bijdrage aan kunnen leveren. Open houdt in dat vraagstukken niet op voorhand een vaste uitkomst hebben. Vraagstukken hebben een mate van bekendheid wanneer de deelnemers eigen expertise kunnen gebruiken voor het komen tot een oplossing. Om te zorgen dat vraagstukken uitdagend zijn voor de deelnemers waardoor zij gemotiveerd zijn om aan het vraagstuk te werken, is het van belang dat deelnemers ervaren dat er resultaat geboekt kan worden. Daarbij is het belangrijk een keuze te maken voor de mate van complexiteit van het vraagstuk, rekening houdend met de verschillende partijen. Ook is het belangrijk stil te staan bij de mate van zelfstandigheid die van de partijen gevraagd wordt. In een authentiek vraagstuk bepalen lerenden gezamenlijk de doelen, de kaders en de aanpak. 

"Het meest waardevolle is dat studenten aan opdrachten uit de praktijk werken, dat ze proeven 'Dit is wat ik later zou kunnen', dat we daar heel open in zijn. (...) Daardoor gaan ze harder lopen, stoppen ze er meer tijd in en gaan ze beter leren"

Richtinggevende vragen voor visievorming: